Gemeente van onze Heer Jezus,
 
Ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie tegen hen “Nietsnut!” zegt, zal zich moeten verantwoorden voor het Sanhedrin. Wie “Dwaas!” zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan.
 
… wat vindt u daarvan?
 
En een aantal jaren geleden was er in Kampen een studiedag voor predikanten over de hel. Ik ben er met mijn dochter, die ook predikant is, heengegaan.
 
Daarbij kwam onder andere die tekst ter sprake die ik net uit de Bergrede citeerde: Wie “Dwaas!” zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan. Gehenna is de loop der tijd een aanduiding van de hel geworden.  Eén van de sprekers op de studiedag zei: als iedereen die een ander een dwaas noemt in de hel komt, dan wordt dat daar een drukke boel. En gelijk heeft hij! Denkt u aan alle scheldwoorden en beledigingen die op de sociale media heen en weer vliegen en dingen die mensen elkaar op straat toeroepen. Het zal heel druk zijn in de hel.
 
Wat denkt u van zo’n Bijbeltekst? Past dat in het beeld dat u van de HEER God heeft? Van Jezus? 
 
Laten wij nauwkeurig horen en lezen wat Jezus eigenlijk zegt en bedoeld. Horen we het echt goed? Zegt Jezus echt dat je naar de hel gaat als je iemand uitscheldt?
 
Deze dingen staat in de beroemde Bergrede van Jezus. Daarin sluit Jezus zich aan bij de Thora. De leefregels en aanwijzingen die de HEER eertijds aan Israël gegeven heeft met het oog op een goede maatschappij. Als je met elkaar in veiligheid en vrede wil leven met God en je medemensen, doe dan het volgende… dat staat er in de Thora: wat een goede samenleving is en hoe je die kunt bereiken.
 
Het is de bedoeling dat je de geboden van de Thora doortrekt naar je eigen tijd, ze toepast in je eigen leven. En dat is wat Jezus doet in zijn onderwijs.
 
Hij haakt aan bij het zesde gebod uit de Tien Geboden ‘Pleeg geen moord. Wie moordt zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht.’ Dat is een goede regel. Als er een conflict is, als je onrecht is aangedaan, als je bestolen bent, beledigd of wat voor kwaad je dan ook is aangedaan: het doden van je tegenstander is verboden. Om twee redenen: een leven is heilig. En: je mag niet voor rechter spelen. Je lost een conflict niet op door je tegenstander te doden; dan zul je zelf voor de rechtbank gedaagd worden. En loop je kans zelf ter dood veroordeeld te worden (in die tijd). Moord kost iemand het leven – en mogelijk twee, namelijk ook dat van jou.
 
Nu trekt Jezus dit verbod om te doden, te moorden, door. Hij zegt: jullie weten dat een mens niemand mag vermoorden. Maar ik zeg jullie: een mens mag zelfs niet woedend tekeer gaan tegen een ander. Als iemand die zoiets doet, dan moet die zich voor de rechter verantwoorden. Als je een verschil van mening met iemand hebt, of een conflict: geef hem er niet verbaal van langs, scheldt hem in het openbaar niet uit – want als je dat doet verneder je hem en maak je z’n leven onmogelijk; wie zoiets doet, zal zich daarvoor moeten verantwoorden voor de rechtbank.
 
U hebt hoogstwaarschijnlijk wel gehoor dat mensen zeggen ‘schelden doet geen zeer’. Dat is een grove misvatting. Schelden en beledigingen doen wel degelijk zeer. Met woorden zijn mensen diep en venijnig te raken. Met een pen kunnen giftige dingen geschreven worden. Zo kun je mensen ernstig beschadigen. En dat gebeurt veelvuldig. Op sociale media, in de politiek en zelfs in de kerk… U kent waarschijnlijk zelf ook wel mensen die gekweld worden door wat anderen tegen hen gezegd hebben of over hen gezegd hebben. Waardoor ze beschadigd zijn, hun positie kwijtraakten. Het is helemaal kwalijk als mensen met politieke of religieuze macht dat doen. Zij moeten zelf het goede voorbeeld geven. En ze moeten ervoor zorgen dat anderen het ook niet doen.  Wie zich schuldig maakt aan dergelijke dingen, zegt Jezus, wordt op het matje geroepen.
 
Vindt u dat erg? Onterecht?
 
Het kan nog erger uit de hand lopen. Als er iemand een kwestie heeft met een ander en die ander ‘nietsnut’ noemt, zegt Jezus, dan moet die voor het sanhedrin, het hoge gerechtshof gebracht worden om geoordeeld te worden. Dat ‘nietsnut’ is een beetje een onbeholpen vertaling van het Griekse ‘raka’. Een ‘raka’ is iemand die de wet heeft overtreden. Als je iemand ‘raka’ noemt, dan beschuldig je hem dus van een misdaad, maar zonder bewijs. Dat is nog een graadje erger dan beledigen en uitschelden. Dat gebeurt nogal eens in de maatschappij: dat iemand een ander in het openbaar van duistere praktijken beticht, zonder enig bewijs  – dat is laster en dat kan inderdaad op een … rechtzaak uitlopen, waarbij degene die een ander beschuldigt zich voor het gerecht moeten verantwoorden.
 
Je kunt niemand zomaar in het openbaar ongestraft van een misdrijf of een overtreding beschuldigen. Wie dat doet, zegt Jezus moet zelf aangeklaagd worden wegens valse beschuldigingen. Dat is iets wat ook in onze tijd en in ons land bij wet geregeld is.
 
Vindt u dat raar? Onmogelijk? Teveel gevraagd? Erg?
En, leert Jezus: een mens die een ander een dwaas noemt – die moet je naar de Gehenna verwijzen. Een dwaas is in de Bijbel iemand die de geboden van God niet serieus neemt, die onverstandig handelt, die er maar op los leeft. Dus Jezus zegt: als iemand een conflict met een ander heeft, dan mag hij hem geen ‘dwaas’ noemen. Want als je iemand een dwaas noemt, dan zeg je daarmee zoveel als: jij bent goddeloos en ik niet. Jij bent van God los en ik heb God aan mijn zijde staan. Dan trek je God aan je kant. Je claimt God. Je meent over God te beschikken. Iemand die dat doet – die moet naar Gehenna.
 
Gehenna werd/wordt vaak opgevat als de hel, als een plaats van eeuwigdurende pijn en totale verdoemenis. Maar Gehenna is niet de hel. Het is een plaats die echt bestaat: het Ginnomdal ten westen en ten zuiden van Jeruzalem. Het is een akelige plaats. Het was een begraafplaats. En het was de plaats waar indertijd kinderoffers werden gebracht. In Gehenna spoken de geesten van het verleden, van de tijd waarin de HEER niet meer gediend werd.
 
Volgens Rabbi Akiba, een tijdgenoot van Matteüs, is Gehenna de plek waar een zondaar heengezonden wordt voor de duur van maximaal een jaar, om over zijn eigen zonden na te denken.
 
Alsof Jezus zegt: wie een ander ervan beschuldigt van God los te zijn, doe moet maar eens een poos naar Gehenna gaan om te ondervinden wat het echt betekent als mensen van God los zijn. Bijvoorbeeld mensen die afgoden aanbidden en afschuwelijke dingen doen zoals kinderoffers brengen. Die moet zelf maar eens bij het vuilnis gezet worden om en bij zichzelf nagaan: in dit wat er speelt, tussen mij en mijn volksgenoot – waar ben ik mee bezig? Ik doe anderen kwaad met mijn valse beschuldigingen. Offer ik mijn tegenstander aan de afgoden van mijn gelijk? Gebruik ik God om mijn gelijk te halen? Zou ik er naast kunnen zitten? Wat is in dit geval waarheid, rechtvaardigheid … en kan ik iets met barmhartigheid? Welke afgoden dien ik zelf eigenlijk?
 
In de Gehenna krijg je a.h.w. te maken met de hoogste instantie, God zelf, die je verantwoording vraagt en je beoordeelt. En je de ruimte geeft om je te bekeren, zodat je de Gehenna als nieuw mens kunt verlaten om opnieuw te beginnen.
 
Vindt u dat raar? Onbegrijpelijk? Onterecht?
 
Gij zult niet moorden. Jezus trekt dat gebod door: alles wat je doet om een ander te beschadigen, iemand het leven zuur maken, iemand in het openbaar te kijk zetten en zo het leven onmogelijk te maken, alles wat een ander letterlijke of figuurlijk het leven beneemt, op eigen houtje – dat gebeurt in het Koninkrijk der hemelen niet. Dat doen mijn leerlingen niet en mijn volgelingen ook niet! Als er een conflict is: niet beledigen, niet iemand vals beschuldigen, niet je God aan je kant claimen.
 
Daarom:
 
Ieder die in woede tegen zijn broeder of zuster tekeergaat, zal zich moeten verantwoorden voor het gerecht. Wie tegen hen “Nietsnut!” zegt, zal zich moeten verantwoorden voor het Sanhedrin. Wie “Dwaas!” zegt, zal voor het vuur van de Gehenna komen te staan.
 
Er zijn grenzen en Jezus geeft duidelijk aan war ze liggen.
 
Maar wat dan wel? Want overal waar mensen zijn gaat het wel eens mis en rijzen er conflicten en bestaat er onenigheid. Hoe ga je daar dan wel mee om?
 
Wel, zegt Jezus: 23Wanneer je dus je offergave naar het altaar brengt en je je daar herinnert dat je broeder of zuster je iets verwijt, 24laat je gave dan bij het altaar achter; ga je eerst met die ander verzoenen en kom daarna je offer brengen. 25Leg een geschil snel bij, terwijl je nog met je tegenstander onderweg bent, anders levert hij je uit aan de rechter, draagt de rechter je over aan de gerechtsdienaar en word je gevangengezet. 26Ik verzeker je: dan kom je niet vrij voor je ook de laatste cent betaald hebt.
 
Wat je wel moet doen, kunt doen: leg je zaak voor aan de mensen die als rechters zijn aangesteld en de wetten toepassen: de rechtbank, het hoger gerechtshof, de HEER zelf.
 
Als je voor de HEER verschijnt, denk er dan aan dat voor het voor hem belangrijk is dat jij fatsoenlijk omgaat met je naaste en dat je de HEER niet voor je karretje kunt spannen: neem je verantwoordelijkheid en doe wat God niet van jou kan overnemen: zoek verzoening met je tegenstander. 
 
En voordat je je zaak ergens bij een rechtbank indient: probeer het zelf in goede banen te leiden: zelfs als de rechtsgang in de gang gezet is: probeer je met je tegenstander te verzoenen, probeer er samen uit te komen voordat de rechter oordeelt. Je moet er ook rekening mee houden dat je het zelf bij het verkeerde eind hebt.
 
Dat lukt niet altijd. Bv wanneer je tegenstander onverzoenlijk wil blijven, niet met je wil praten. Maar dan heb jij er in ieder geval wel moeite voor gedaan; het ligt niet aan jou.
 
Jezus zegt dus niet dat je niet boos mag worden. Of dat je niet voor je recht op mag komen. Maar je moet je niet door je woede op sleeptouw nemen. Het is zaak om geen ruimte te geven aan onrecht en wraak. En om te werken aan verzoening en aan rechtvaardigheid, die zowel je naaste als jou zelf ten goede komt. Jezus dreigt niet met hel en verdoemenis. Jezus dringt eropaan dat wij een keuze maken. Dat wij kiezen voor wat goed is voor onze medemens, en voor onszelf en voor wat God tot eer strekt. En zo komen we weer terug bij Deuteronomium 30, waar ons toe geroepen wordt: kies voor het leven! De HEER doet dat ook.
 
Amen